top of page
Zoeken
  • Raf

… dingen, die voorbij gaan.

10 juni 2020

In de woonkamer van mijn moeder, mijn ouderlijk huis, lonkte de relaxstoel. Ik ging zitten, drukte op het knopje waardoor mijn voeten omhoog gingen, sloot mijn ogen en hoorde de klokken tikken. De slingerklok in de woonkamer, die de secondes al 50 jaar lijkt door te tikken naar de al even vertrouwde emaillen klok in de keuken die ze vervolgens dubbelhard lijkt weg te smashen. Dit specifieke tiktak-spel wordt in huize Meijers gespeeld en nergens anders.

Maar huize Meijers lijkt zijn langste tijd gehad te hebben. Pa is 3 jaar geleden overleden en ik ben bang dat Ma, dementerend, er ook niet meer heel lang zal wonen. Dan heb ik geen thuis meer in Brunssum. En dat is een vreemde gedachte. Zeker nu ik de laatste jaren welhaast wekelijks bezoekjes breng aan mijn moeder en we samen wandelingen maken, kom ik op plekjes in Brunssum waar ik in geen tijden geweest ben, maar die o zo vertrouwd zijn.

De Schuttershof waar Pa dementerend naar toe moest toen het thuis echt niet meer ging, ligt pal naast de plek waar tot een paar jaar geleden nog het oude Gregorius-ziekenhuis stond waar Ma op afdeling B1 jarenlang verpleegde.

In het Schutterspark waar Opa en Oma hun 50-jarig huwelijksfeest (dat haalden mensen toen nog met gemak) vierden en waar we nog vele familiereünies organiseerden.

Het Vijverpark waar ik in de goede oude ijstijden leerde schaatsen en stiekem afsprak met mijn eerste vriendinnetje.

Klokketoren, roept Reina steevast als we langs de kerktoren rijden van de kerk, waar ik tot mijn 12e ongeveer mee naar toe moest van mijn ouders, totdat ze zelf na een paar ferme klappen van bisschop Gijsen van hun geloof vielen.

Brunssum-Noord, met zijn torenflats waar “andere oma” woonde, en het flatje aan Leenheerstraat waar wij woonden voordat we naar de Julianastraat verhuisden en welk zelfde flatje later toevallig Richard en Nancy betrokken.

Langs de Headquarters van de AFCENT, die Brunssum Amerikaanse allure gaf, naar de Koffiepoel, net klein Canada zei Pa altijd, en zo groot leek het toen ook, waar we iedere zondagochtend een rondje wandelden.

De vlakte rondom de Rode Beek, waar ik me steeds een groot Indianenkamp voorstelde en omdat die Indianen, Sioux of Cheyenne, aangevallen werden door gemene soldaten, was de beek rood van het bloed.

De parkeerplaats op de hoek van de Julianastraat waar vroeger de LOM-school was en waar wij, kinderen van de Julianastraat, voetbalden, tennisten of trefbal speelden en waar ik mijn arm brak toen ik tijdens zo’n spelletje eens lelijk viel.

De foeilelijke promenade, het stadhuis annex bibliotheek vroeger. Die rare fontein. De Dorpsstraat waar John woonde en inmiddels weer woont, waar we altijd plaatjes draaiden en indronken terwijl zijn moeder hamburgers voor ons bakte, voordat we op stap gingen richting Dancing Bus waar de meisjes nog in lijn disco dansten met de handtasjes op de grond tussen hen in. Of, later, naar de Koempelclub waar ik eigenlijk helemaal niet mocht komen, daar kwam “echt fout volk”, daar stonden stoere motoren voor de deur en was wel eens geschoten. Daar werden we dus kind aan huis, 2e verdieping rechts achter.

De Brunnahal, de Rumpenerhal, hoeveel zaalvoetbalwedstrijden heb ik er wel niet gespeeld? Naast de Brunnahal was vroeger de Mavo en daartegenover de Huishoudschool. Daarop zat mijn eerste vriendinnetje, zeer tegen de wil in van mijn ouders want Atheneum mengt niet met Huishoudschool en misschien hadden ze wel een punt, moest ik een paar jaar later toegeven.

Het Romboutscollege, mijn eerste 3 jaar nog op de Langeberg waarna de hele school richting centrum verhuisde waardoor ik de laatste 4 jaar (ja, eindexamen jaar moest ik overdoen) de fiets kon laten staan.

De voetbalvelden van de toen nog RK BSV, waar ik van de E tot en met de A speelde, waar ik langs rij als ik snel met de auto door de wasstraat wil voordat ik bij Ma langsga.

De wasstraat waar je ook gratis mag stofzuigen en waar me laatst iemand tijdens dat zuigen aansprak “Hey Raf, dat is lang geleden, hoe gaat het met je?”

Zoveel herinneringen en hier en daar oude vertrouwde gezichten.

Ik bedacht me terwijl die twee klokken onverstoorbaar hun spel speelden, dat we thuis in Maastricht helemaal geen klokken hebben. Daar tikt helemaal niets in huis. Ja, de kerkklokken beieren hard ieder uur, maar wat bepaalt voor mijn meisjes het ritme van de tijd hier in huis? Misschien moet ik die klokken van Brunssum naar Maastricht halen? Hier in huize Meijers raken ze uitgetikt en zeker die emaillen keukenklok zal niet misstaan boven ons aanrechtblok. Want dametjes, echt waar, het is niet voor niks een cliché, zoals het klokje …

Voordat ik in die relaxstoel plofte, stond ik samen met mijn moeder op straat. Samen met de buren en andere mensen uit de Julianastraat. Velen, behalve de naaste buren, kende ik niet maar hier en daar zag ik oude vertrouwde gezichten. Velen kenden mijn moeder wel; knikjes, een zwaai, een praatje, op minimaal 1,5 meter. Samen met een overbuurman is mijn moeder de langst wonende in de Julianastraat. Andere overburen, een echtpaar van 81 en 82 jaar, waren vorige week als gevolg van Corona overleden. Eén dag na elkaar. Of dat laatste een troost was, daar waren de meningen verdeeld over. Om half elf passeerde de rouwstoet stapvoets, een driveby-uitvaart.

Van oude menschen … die voorbijgaan.

66 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Ontbijt

Onderweg

bottom of page